zaterdag 11 mei 2013

Drie fasen Westerse kosmologie

Lezend in hoofdstuk 2 van Time Reborn, het nieuwste boek van Lee Smolin, valt me weer eens op hoe gemakkelijk het blijkbaar voor onze geest is om historische processen te beschrijven in drie fasen. Probeer maar eens, je vindt vast op een wip allerlei voorbeelden uit de geschiedenis bij elkaar. "Romeinen - Middeleeuwen - Wij"; komt bekend over? Een prachtig voorbeeld, in feite, van hoe het gemak van de manier van uitdrukken het ruim haalt van de accuraatheid. En "Es - Ich - Ueber-ich"; nog zo'n beroemd voorbeeld. De Dialectiek van Hegel! Enzovoort.

Ach, waarom ook niet? Als dat de manier is waarop wij er tenminste iets van onthouden; is dat dan niet oneindig veel beter dan een veel correcter verhaal dat de Romeinen situeert als laatkomers in het spel van de beschavingen - en dat we vervolgens weer helemaal vergeten?

Dus. Bij Smolin gaat het over kosmologie. De eerste fase is de kosmologie voorafgaand aan de Wetenschappelijke Revolutie, zeg vanaf de zestiende eeuw. De wereld bestaat uit vier elementen, ook "essenties" genoemd. Dat zijn aarde, vuur, lucht en water, en alle beweging en geschiedenis is een kwestie van vermengingen en proporties van die vier. Er is (beetje verrassend voor mij) geen sprake van mathematische benadering van die wereld: het is de wereld van "panta rhei"; alles is in beweging, chaos, degeneratie, verval. Mathematische benadering doen ze wel voor de astronomie. De wereld van de sterren en planeten is de wereld van perfecte cirkels, met de planeten weliswaar als een bijzonder geval, maar mits een zeer complex model, cirkels op cirkels op cirkels redt Ptolemaos het wereldbeeld. Anders dan de processen op Aarde wordt de hemel geregeerd door de perfectie, het goddelijke. De theorie is nauwkeurig, de waarnemingen kloppen nauwkeurig, we zijn vertrokken voor duizenden jaren.

We kunnen ons moeilijk de diepte van die scheiding tussen beide werelden inbeelden, maar vermoedelijk herken je nog wel enkele sporen in ons taalgebruik. De grens tussen de perfecte wereld daarboven en onze wereld in verval was de baan van de maan; en vandaar de term "het ondermaanse" voor dit tranendal. Voorbij die grens bestond de wereld ook niet uit de vier elementen, maar wel uit een vijfde essentie - en als je denkt aan de Griekse wortel "quint" voor vijf vindt je de oorspronkelijke betekenis van "quintessens" terug.

De tweede fase komt neer op wat wij de Wetenschappelijke Revolutie noemen. Eén stap komt van Galileï: valbewegingen op Aarde vormen parabolen, dat wil zeggen, ze zijn wel degelijk mathematisch beschrijfbaar. En dus, tot grote verbazing van "de Ouden", brengt Galileï een stuk van het goddelijke binnen onze wereld die al die tijd alleen maar verval en decadentie had vertegenwoordigd. En er komt nog een andere stap van Galileï: als hij zijn telescoop op de hemel richt ziet hij helemaal geen perfect ronde hemellichamen, maar een maan die bezaaid is met bergen en kraters en manen die rond Jupiter cirkelen. Zo injecteert hij een stuk van dat materiële - je weet wel, wat eigenlijk "slecht" was - in de wereld van het hemelse, die dat nu eenmaal zowel in de letterlijke als in de figuurlijke zin was: hemels.

En er is Kepler: de banen van de planeten zijn helemaal geen perfecte en goddelijke cirkels, maar integendeel ellipsen. En natuurlijk zijn er de ideeën van Kopernikus, en Tycho Brahe die een supernova ziet verschijnen en weer verdwijnen in de goddelijke wereld die eigenlijk eeuwig en onveranderlijk was, of een komeet de eeuwig onveranderlijke wereld van het bovenmaanse ziet induiken. Zo introduceren we alweer ideeën die te maken hadden met onvolmaaktheid, werelds, in de sferen die te maken hadden met perfectie, hemels. Er hingen, zoals de lezer wel weet, ook nog brandstapels in de lucht.

De derde fase begint met Newton. Hij verenigt de ideeën over de parabolen van Galileï met de ideeën over elipsen van Kepler in één reeks bewegingswetten. Dezelfde valbeweging die we zien als we op de top van de toren in Pisa een broodje laten vallen is ook de beweging die de maan rond de Aarde maakt, en de Aarde rond de zon. Eén enkele wiskunde beschrijft "beide" werelden; of beter gezegd, er is niet langer zoiets als "beide". Er is nog maar één enkele wereld, en onze materiële wereld is even materiëel, èn mathematisch, als de wereld van het bovenmaanse dat is - waarmee dat concept zijn betekenis verliest. De wereld is dan ook niet langer het centrum van het heelal, maar gewoon één van de planeten die rond de zon cirkelen. Zoals de zon maar één van de sterren in de melkweg is, en de melkweg één van de melkwegen in een lokale groep, en die weer, enzovoort, zo nog een paar niveaus hoger, en vanaf dan weten we het gewoon nog niet.

Natuurlijk, de voorstelling van zaken is weer hopeloos oppervlakkig. Zou het echt zo'n goed idee zijn om 5600 van de 6000 jaar menselijke geschiedenis als één enkele fase te zien? Zouden we niet even goed alles tot het jaar 1900 als één fase kunnen uitdrukken, en de periode waarin een Planck en een Einstein fronsend naar de natuurkunde zitten te kijken als een tweede fase, en alles daarna als de derde? Ik denk dat het heel nuttig is om dat soort kritische bedenkingen in het achterhoofd te houden, dat zeker.

Maar als dat dan goed in dat achterhoofd zit - is die manier van vertellen met klassieke kosmologie als eerste fase, de periode van ruwweg 1600 - 1700 als tweede, en "vanaf Newton" als derde, niet een uitstekende manier om toch ook een belangrijk stuk geschiedenis te vertellen?

Oh ja, en ik denk dat Smolins nieuwste boek zich best als een heel aardig boek aandient.

Geen opmerkingen: