zaterdag 16 december 2006

Geef aan de Keizer...

Bernard Lewis, historicus van het Midden Oosten die ik heb leren kennen via het commentariaat van LVB.net, schrijft in zijn The Middle East, 2,000 Years of History from the Rise of Christianity to the Present Day (1995) over de scheiding van kerk en staat. In het Christendom, dan wel, want het punt is nu juist dat die scheiding er in de Islam veel minder is. Terwijl het evangelie die scheiding al impliceert wanneer Jezus, op de vraag of de joden belastingen moeten betalen aan de Romeinen, het “Geef aan de Keizer wat de Keizer toekomt, en aan God wat aan God toekomt” uitspreekt.

Als die passage echter de basis moet zijn van de scheiding tussen kerk en staat, dan lijkt die “basis” veel meer het resultaat van ladingen interpretatie achteraf dan van de wil van de stichter. Om er maar twee op te noemen: we moeten aannemen dat Jezus een koninkrijk wilde stichten dat niet van deze wereld is, en we moeten aannemen dat het daarbij, en daarom, van geen belang was wat er met materiële zaken zoals belastingen gebeurde.

Dat is zoals het verhaal het vertelt. Wat we daarbij vaak vergeten is dat we kunnen vragen wat de verhouding is tussen de werkelijke historische gebeurtenissen, en wat het verhaal van die gebeurtenissen heeft gemaakt. Meestal stellen we die vraag helemaal niet, en aanvaarden we het verhaal op zich, en eindigt het in onze geest als identiek met de reële gebeurtenissen van destijds.

Voor mensen met historische of literaire belangstelling is die vraag nochtans heel normaal. De mogelijke antwoorden situeren zich tussen twee extremen. In het ene uiterste zijn de evangeliën het verslag van goddelijke activiteit en interventie. In het andere uiterste is Jezus van Nazareth een verzonnen figuur, gecreëerd door de stichters van een nieuwe godsdienst, en doorheen de eeuwen gecanonizeerd tot wat de bevolking werd verzocht te geloven. Je herkent de laatsten aan de bewering dat er behalve de evangeliën weinig of geen aanwijzingen zijn dat Jezus ooit echt bestaan heeft.

In het Nederlands schreef Charles Vergeer een studie over de historische Jezus met zijn twee boeken Een Nameloze, Jezus de Nazarener, 1997 en Het Panterjong, Leven en Lijden van Jezus de Nazarener, 2000. Vergeer schrijft zich in in een traditie waarin Jezus werkelijk een historische figuur was. Tegelijk zijn de verhalen die doorheen de eeuwen over deze figuur de ronde deden gemanipuleerd door de stichters en latere dragers van het nieuwe geloof. Het is interessant het “Geef aan de Keizer” te herbekijken in het licht van deze versie van de feiten.

De historische feiten zijn dat Judea bezet is door de Romeinen, die belastingen heffen. De historische feiten zijn ook dat er doorheen de Romeinse bezetting voortdurend volksopstanden uitbraken van wisselende intensiteit. De historische feiten zijn tenslotte dat de Romeinen al deze opstanden neersloegen en vervolgens de leiders executeerden door ze aan het kruis te slaan. Doorheen de decennia hebben de Romeinen joden daarom bij duizenden aan het kruis geslagen.

Als we vragen waarom de Romeinen Jezus kruisigden kunnen we dat eenvoudig aflezen op het bordje dat ze aan het kruis bevestigden: “Jezus, de koning der joden”. Het laatste wat de Romeinen wilden was dat er overal in hun keizerrijk lokale koningen opstonden, onder wie de gebieden zich van hun rijk konden afsplitsen. Neerslaan en kruisigen was wat ze daarmee deden, de hele tijd, overal.

Maar sprak Jezus niet dat zijn rijk “niet van deze wereld” was? Wel, we zijn terug bij de scheiding van kerk en staat. In de ogen van de religieuze leider Jezus was het Romeinse rijk een wereldse, materiële staat. Terwijl alleen een authentieke joodse staat een werkelijke aardse uitdrukking van het Rijk Gods kon zijn. In de religieuze ogen van die tijd was er immers juist géén scheiding van kerk en staat, net zoals dat veel later niet het geval zou zijn in de Islam, of het ook niet het geval was in die antieke beschavingen waarin de Keizer tegelijk ook god was. In dit perspectief lijkt het er op dat we de uitspraak “mijn rijk is niet van deze wereld” moeten zien als een reactie tegen de materiële staat van de Romeinen, die Jezus wil vervangen door de theocratische staat van (zijn) god.

De beslissing om dit perspectief in te nemen lijkt me, eerlijk gezegd, even willekeurig als de beslissing om een heel ander perspectief in te nemen, en aan te nemen dat Jezus inderdaad een zuiver spirituele leider was. Misschien is het in dit geval iets moeilijker te verklaren waarom de Romeinen dan zo hard met hem afrekenden, maar soortgelijke moeilijkheden kan je, naar ik aanneem, even gemakkelijk krijgen met elk ander perspectief dat je maar zou kunnen innemen.

Alleen geeft uitgerekend het verhaal van “Geef aan de Keizer” een extra argument voor het perspectief van Vergeer. Immers, als je even nadenkt over het gecanonizeerde verhaal zie je meteen dat het nogal sterk wringt. Hier staat dus Jezus, omringd door zijn volgelingen, ondervraagd door de collaborateurs van het regime. We weten, terzijde, hoe populair die zijn aan de verhalen rond de tollenaars. En nu gaat Jezus ineens de bewondering van die massa oogsten – zoals de tekst beweert – door te aanvaarden dat de joden belastingen zullen betalen? Zou je niet veel eerder verwachten dat hij die bewondering juist zou oogsten als hij verklaard had dat ze géén belastingen hoefden te betalen?

Laten we dan opnieuw zijn formulering bekijken. “Geef aan de Keizer wat aan de Keizer toekomt”. Dat klinkt goed zolang het de Keizer is die bepaalt wat aan de Keizer toekomt. Alleen waren de luisteraars (die zo tevreden waren over zijn oordeel) de lokale joden die zo weinig op hadden met de collaborateurs. Je kan vermoeden dat in hun opinie over “wat de Keizer toekomt” de toestand er heel anders uitziet. Het lijkt helemaal niet onredelijk dat hun opinie over wat de Keizer toekomt niet de spaarcenten van de joden in Judea omvat, afgezet onder de militaire macht van de bezetter. Kortom, geef de Keizer wat hem toekomt klinkt in die oren helemaal niet als “we zullen betalen”, maar veel eerder integendeel. Dat verklaart ook veel beter waarom het volk daar zo enthousiast over is.

Scheiding van kerk en staat in het Christendom? Bij Jezus zelf lijkt dat een twijfelachtig geval. Natuurlijk, voor de cultuur en de beschaving die daar later – we praten intussen over millennia - op gebouwd wordt, doet dat er niet veel meer toe. Het gaat al lang niet meer over wat de stichter (als we de verhalen geloven) gezegd heeft, maar wel over wat de verhalen ervan gemaakt hebben. Als onze gecanonizeerde verhalen vertellen dat onze bijbel de basis legt van de scheiding van kerk en staat, dan baseert onze beschaving zich op de scheiding van kerk en staat.

En als het Westen in één of andere fase van zijn geschiedenis een religieuze staat had gehad, en dus beroep had moeten doen op een stichter die deze scheiding afwees? Dan was het alleen maar een kwestie geweest om van dezelfde historische figuur een heel ander verhaal te vertellen. Of misschien zelfs, wie weet, precies hetzelfde verhaal, maar op een heel andere manier.

3 opmerkingen:

Koen Robeys zei

@ Bema: Ik heb het gevoel dat je een commentaar die voor deze post is bedoeld hebt gezet in de post "luchthaven". Ik zeg het hier maar even omdat je soms het gevoel hebt dat je commentaren niet verschijnen. Hier lijkt daar een simpele verklaring voor te zijn...

:-)

Koen

Anoniem zei

Just Koen, waarschijnlijk teveel doorgescrold :-)

Anoniem zei

Ik stel mij altijd de vraag wat mensen juist bedoelen als ze jezus een historische figuur noemen. Bedoelen ze dat er ooit een figuur was die Jezus heette en die aan het kruis genageld werd. Moeten zijn vader en moeder naar Bethlehem gereisd zijn van wege een census? Ik denk dat voor we naar een historische Jezus zoeken we een idee moeten hebben van de elementen die we in zo'n figuur zoeken en hoe belangrijk die zijn. Pas dan kunnen we in de aanwijzingen die de geschiedenis ons aanrijkt op een zinvolle manier op zoek naar die elementen. Maar dat is iets wat we zelden krijgen van het "historische" Jezus kamp, waarbij bij mij in ieder geval de indruk onstaat dat ze langs de ene kant al met heel weinig overeenkomsten tevreden zijn om over een historische Jezus te spreken en daarna de historische Jezus uitspelen om de mirakels als historisch te verkopen.